VERHALEN VAN LEDEN
MOTORVERHALEN
Motorcarrières beginnen meestal op de oprit van het huis. Voor Enternaren werd deze midden jaren zestig voortgezet op een illegaal crossterrein, de zandafgraving van Wil’n Smid aan de Heidebloemweg. Gecrosst werd er met 125 cc DKW, NSU, Jawa 250 cc. Met een Jawa twin 350 cc, was je de koning te rijk. Een 500 cc BSA legermotor kocht je voor 25 gulden bij een dumpzaak in Delden. Allemaal motoren waarvoor je nu dik geld moet betalen. Eén van de coureurs kwam op het idee een zijspan te lassen aan een Jawa 250 cc. Fransje van Fraans wilde het wel eens proberen als bakkenist. Bij het niet genoeg meehangen in een rechtse bocht ging het mis en sloeg de combinatie over de kop. Frans kwam met zijn vinger tussen het afgezaagde spatbord en de zijspanband en raakte zijn rechterwijsvinger kwijt. Achterop de Puch bij Henkie v.d. Karre werd hij naar dokter Hoeven gebracht. Ik heb toen de vinger in een luciferdoosje gestopt en de volgende dag meegenomen naar mijn werk bij Philips machinefabriek. Iemand had daar eens een afgesneden (kunst)vinger getoond die zogenaamd een werknemer in een slachterij was kwijtgeraakt bij een ongeluk. Een collega was niet helemaal overtuigd van de echtheid van de vinger. Toen ik met een mesje wat ronsel onder de nagel weg schraapte werd hij wel wat bleek om de neus. Het showen van de stomp in de fabriek viel niet goed bij de afdelingsbaas en hij sommeerde mij het ‘ding’ weg te spoelen in de wc en niet weer van die gekkigheid uit te halen. Alfons va’n dikn Busker en ik zagen een toekomst als zijspancrossen wel zitten. Met dezelfde zijspancombinatie - nu met een spatbord zonder messcherpe rand - schreven we in voor de zijspan-grasbaan race in de Hengevelde. Harry va’n Klei met een trekker en platte wagen zorgde voor vervoer. De wagen volgeladen met het zijspan en supporters togen we richting Hengelvelde. Geld voor een crossband hadden we niet. Ons geheim was; om de 5 centimeter een stuk fietsketting om de achterband die we met een spijker aan elkaar klonken. We hadden meer lef dan pk’s. Bij de start moest je met het achterwiel in een greppel. Met moeite kwamen we uit de greppel en gingen als laatste weg. In de eerste bocht ging het voor de anderen mis en lag de hele boel in de knoop. Behendig manoeuvreerde de Buck om het slagveld heen. Onze voorsprong was zo groot dat we niet meer werden ingehaald en de eerste manche wonnen. In de tweede manche hadden we de pech dat iedereen overeind bleef en werden we laatste. Af en toe kwam GP rijder de Biko - oet Riessen - met zijn H26 nummer ‘jaagn op’t veeld’. Johan maalde zulke diepe voren dat je er aardappels kon poten. Wie ook af en toe kwam was agent Willink met zijn BMW zijspan. De Heidebloemweg was toentertijd een zandpad die we wel eens gebruikten als verlengstuk van het crossterrein. Soms als een horzel was Willink er opeens en moest je maken dat je weg kwam. Op een keer wilde hij iemand klem rijden op het pad en schoot met zijn bak de sloot in. In zijn eentje kreeg hij er hem niet meer uit zodat we hem maar een handje hielpen wat hij wel kon waarderen. In die tijd had je altijd de knippe en de tank leeg. Op een avond daagden jongens ons uit om met de Jawa een rondje te draaien op het Schild in Rijssen. Het politiecorps in Rijssen was berucht om de jacht op opgevoerde zündapps en kreidlers. We namen de uitdaging aan. Zonder verlichting, deugdelijke remmen, uitlaat, rijbewijs, kenteken en verzekering gingen we, met in het kielzog een brommende meute, richting Rijssen. Op het Schild werd er snel een rondje gedraaid en dan vol speed er vandoor. Net buiten de bebouwde komt de politiebus met loeiende sirene achter ons aan. Bij kasteel De Oosterhof rijdt de Buck, de brede (droge) gracht in en duiken we onder de rododendrons. Via de luidspreker op het dak van de bus konden we horen dat Hans Homan van Fitmos Dika - één van de volgers - het sein kreeg om te stoppen en moest even later met zijn opgevoerde Zündapp voor de bus uitrijden naar het politiebureau. Als de kust weer veilig is worstelen we de Jawa uit de gracht en gaan richting Enter. Met fantasie en durf was het altijd wel weer sensatie. Wie ook een rijke fantasie had was Hendrik van Slag - de Willie Wortel van Enter - de overbuurjongen van de Buck. Hij had een plan om een helikopter te bouwen en daar had hij ons voor nodig. Op een keer kwam hij met een ontwerp. Voor de aandrijving van de wieken had hij een BSA 500 motor bedacht. Voor de staart een 250 Jawa blok. Dit alles vast gebouwd in een buizenframe. Hendrik, bang voor smerige handen, zou het denkwerk doen en wij het handwerk. Na een week kwam hij eens langs om te kijken of het gevaarte al vorm kreeg. Op de vraag wie er straks de proefvlucht zou maken antwoorde hij: ’een van jullie.’ De werkzaamheden werden toen onmiddellijk gestaakt. Het crossen en knetteren ‘op het veeld’ verplaatste zich langzaamaan naar de Mors. Sommige jongens gingen het asfalt op. Er gebeurde in die tijd nogal eens wat. BMW Muyen in Borculo had maar wát goede klanten aan de Enternaren. Gelukkig zijn er in onze club nooit hele ernstige ongelukken gebeurd en kun je er later nog om lachen zoals met Alfons van’n dikn Busker. We dachten toen nog wie op de breedste weg rijdt heeft voorrang. Bij een inhaal manoeuvre werd hij geschept door een auto. Zijn onderbeen lag er akelig bij en hij was aardig over zijn toeren. Tegen de ziekenbroeder van de ambulance zegt hij tot een paar keer toe ‘sni-et mie’n haals meer duur, zonder been wil ik neet lewn.’ De man stelt hem gerust dat alles goed komt. Hij had gelijk, nu meer dan 50 jr. later loopt de Buck nog op 2 benen. Midden jaren 70 kwam Yamaha met de XT 500. Niemand deed moeilijk als we er op zaterdag en zondag onze lusten botvierden ‘op’n Beknwal’, met de bosjes en de zandpaden. Geen boer die zuur keek als we een rondje trokken over het land als de mais eraf was. Zomaar voor één dag werden er op een akker wat springbulten gemaakt voor een illegale cross. De schwung bij de zandhazen zat er goed in. Eind jaren zeventig zat de EMC in een dip. Door een paar clubleden die het voortouw namen werd de club nieuw leven ingeblazen. Alleen: we hadden nog geen voorzitter. Blijkt er iemand naar Enter te zijn verhuisd die enduro rijdt en ‘skoolmeaster’ is. Nou zegt Aornd: ‘den möw dur biej hemn, ik nurge um gewoon oet op te vegaderege.’ Tijdens de vergadering zegt Aornd: ik stel voor dat Jan Pieterson voorzitter wordt. Wie is er voor? En meteen gaan er 10 vingers de lucht in. Dat gaat niet zegt Jan want ik ben lid van de Holtense motorclub. Geen probleem dat regelen wij wel met Holten. En zo gaat Jan met de voorzittershamer naar huis. Inmiddels heeft Jan zo’n staat van dienst bij de EMC dat zijn naam er is gebeiteld in een ingemetselde plaat van graniet. Met de XT’s konden en gingen we ook verder van huis. Een keer op een zondag gingen de XT’s op de aanhanger voor een rit op een afgezet parcours in een ‘kiesgrube’ in Duitsland. Aan de grens werd het paspoort van Maurice van Kasper voor nader onderzoek meegenomen in het douanekantoor. Eén van de douaniers bleef schuin achter de auto staan met zijn hand op de holster. Het was in de tijd van de Rote Armee Fraction, een extremistische terreurgroep. De douanier zag enige gelijkenis met Maurice en een terrorist. Niks aan de hand, met een knik konden we doorrijden. Jan v.d. Groav was die dag de snelste in de viertakt klasse. Met een oerkreet alsof hij op het podium stond bij een WK nam hij de beker in ontvangst. In de krant lazen we over een betrouwbaarheidsrit, zoals dat toen nog heette, in Nijverdal. Nieuwsgierig geraakt leek het ons wel wat om daar even rond te kijken. Crossend over de zandpaden passeren we 2 stilstaande endurorrijders met links en rechts dranghekken en een bouwkeet. Later blijkt dat we zomaar de crossproef zijn opgereden. Een kilometer verder staat er iemand wild te zwaaien met een vlag die een aanval doet op Aornd die nog net kan wegduiken. De man met de vlag blijkt Jan Bak uit Rijssen te zijn, een official van de KNMV. Een paar weken later komen we hem ‘toevallig’ tegen en vertelt ons dat wat we gedaan hebben absoluut niet kan en adviseert om een startbewijs aan te vragen. Dat hebben we toen ook gedaan. Onze eerste wedstijd was in Marum. Wachtend op startsein trapt Aornd de motor al vast aan. De starter zegt dat hij moet wachten op een sein en nu 60 strafseconden krijgt. ‘Kan mie niks scheln, ie mangt dur mie wa un uur anzetn’ zegt Aornd. Na een ronde, zwoegen door de blubber en om de haverklap de motor lostrekken, willen we aanzetten voor de volgende ronde. Iemand van de KNMV zegt: ‘jullie kunnen beter stoppen want je zit al ver boven de tijdslimeit.’ Aornd: ‘Vie komt hier neet vu’t podium mer um te jaagn.’ Na een paar wedstrijden hebben we aardig bijgeleerd, o.a. dat ‘boerenerf’ geen ‘boerenproef’ is en je dan gas moet minderen en niet bijgeven. In die tijd kon je onbeperkt rijden over paden, door bosjes en zandkuilen tot de crossbaan in Nijverdal aan toe. Altijd weer op zoek naar nieuwe paden komen Jan v.d. Groav en ik terecht op een zandpad dat dood loopt bij een landhuis, ergens in de buurt van Holten. 2 Man komen naar buiten gerend, waarvan eentje met ‘nun putnskag’. We leggen de motor plat omdat we dachten ‘now geet’t gebuurn’. Volgens hun staat er aan het begin van de weg een bord ‘eigen weg’. We rijden terug en dan weer het pad op en inderdaad tussen het gebladerte is het bord te zien. Een paar weken later komen we weer op dezelfde plek, is er gesnoeid en het bord duidelijk zichtbaar. Het kan nog gekker. Op de crossbaan van Markelo wordt de baan plotseling versperd door een hekwerk. Bij het kruip - sluipwerk door het bos om weer op de weg te komen stuiten we op jagers die bij een vuurtje iets aan het vieren zijn en kijken we opeens in de loop van een jachtgeweer. Aornd is de meest nuchtere op dat moment en zo loopt het voor de jagers en voor ons met ‘nun snister’ af. De groep viertakt off the road rijders zwol inmiddels aan tot wel een man of vijftien, waarvan de helft met startbewijs. En zo gingen we op zaterdag - de aanhangers beladen met XT’s - op weg om wedstrijden te rijden. Het werd een keer tijd om zelf een enduro te organiseren en zo ging in 1979 de eerste Reggerit van start. Om een enduro te organiseren heb je vrijwilligers nodig waar je van op aan kunt en hun taak uitvoeren zoals gevraagd wordt. Een van de vrijwilligers - Henk v. Coesant, alias Flop - was wel heel stipt in het uitvoeren van zijn opdracht. Hij had van Aornd de boodschap meegekregen niemand door te laten op het pad naar de crossproef. Zelfs voor de officials van de KNMV was Flop onverbiddelijk: Nee is nee! Aornd moest er aan te pas komen, want zonder tijdwaarneming geen enduro. Geit v. Kuuknjes en Hermien waren jarenlang gastheer/vrouw en belast met de inschrijving. Enter staat in de endurowereld bekend om het ploeteren en baggeren door de modder. Veel rijders wachtten eerst het weer af en als het te slecht was kwamen ze gewoon niet opdagen. Als ze het jaar daarop wel kwamen en het inschrijfgeld hadden betaald voor die dag, had Hermien een verrassing: nu nog betalen van vorig jaar en neet tiegnsputtern of ie kriegt een startverbod. Net zoals de minister van financiën op Prinsjesdag het koffertje met de miljoenennota draagt, zo droeg Geit het clubkaskoffertje op de dag van een enduro, dat zelfs mee ging als hij naar het toilet moest. Na afloop van een enduro - toen nog bij de Pijp - werd er nog even flink na geborreld in het voorcafé. Gerrit zat op een plek waar hij het hele cafe kon overzien met het koffertje tussen zijn benen. Iemand kwam op het idee hem het koffertje afhandig te maken. Gerrit Plas wist wel hoe: De stekker van de schemerlamp er iets uittrekken en daar een stuiver op laten vallen. Een knetter en opeens was het stikke donker. Stoelen vielen om, een gebonk onder tafel, gerinkel van glazen en toen het licht weer aan ging was het koffertje weg. De sfeer werd voor even heel grimmig. Niet lang want even later werd er geproost op de goede afloop. Met de motoren gingen we allemaal mooi gelijk op, tot de Groav de knuppel in het hoenderhok gooide en een tweetakt Maico kocht. Dit waren gewoon crossmotoren waar Piet v. Dijk met zijn gladde praatjes een kenteken bij frutselde. Het Maico gebeuren heeft niet lang geduurd; nadat de KNMV en Piet v. Dijk elkaar eens diep in de ogen keken werden ze met de aanvang van een nieuw seizoen verboden. Trouwens, Jan kon er wel mee overweg, tijdens de enduro van Albergen reed hij - over het besneeuwde en beijzelde terrein - de snelste tijd in de terreinproef en liet zelfs wereldkampioen Henk Poorte achter zich. Springen kon hij ook met het ding. Als het enduroseizoen ten einde was schroefden we de nummerplaat en de uitlaat eraf en gingen we crossen in de Hoeve. Bij de springbult staan we de sprongen van Jan te bekijken. Even later komt hij aangelopen. Nou? ‘Man wat kön ie springn’. Zegt hij: ‘maar Jantje gaat nog hoger’ en gaat met zijn helm door de dennentakken. Glunderend komt hij weer aangelopen en zegt: ‘Jantje gaat nog hoger.’ Deze keer gaat hij tot boven de dennen en kan in de verte Munster zien liggen. Met een smak komt hij 25 meter verder neer en blijft versuft met de rug tegen een boom een poosje zitten. Niks gebroken, alleen zijn trots, blaast hij stilletjes de aftocht naar Enter. Een proef uitzetten is soms een drama. Staat op zaterdagmiddag alles er strak bij voor de rit een week later, blaast er een storm over het parcours en kun je op vrijdag tot de enkels in de modder opnieuw lint trekken. Op een keer zat de vorst zo diep in de grond dat je met een hilti gaten moest voorboren om de pinnen erin te kunnen slaan. In 2018 was het even schrikken: de Mors ging op zijn kop. Geluiden van knallende brommers en crossmotoren werden overstemd door grommende diesels en knetterende motorzagen. ‘Wat’n spil. Woer zuet ze toch met gangs.’ Nu het geraas en de dampen zijn verdwenen is er toch een mooi natuurgebied aan het ontstaan met prachtige wandel en fietspaden waar (helaas) ‘vehikels’ minder worden getolereerd. Het moet wel raar zijn als je daar loopt of fietst, geen bekenden tegenkomt. Soms kom je er een motormaat tegen van vroeger en worden er oude verhalen uit de sloot gehaald en gaat het over weggetjes en bosjes die er niet meer zijn of afgesloten. Jop.